
Jurisprudentie
AN7058
Datum uitspraak2003-01-16
Datum gepubliceerd2003-11-20
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers00/5793 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-20
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers00/5793 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Is het verzoek van betrokkene om volledige inbouw van de inconveniëntenregeling (TVC) in zijn bezoldiging terecht afgewezen, omdat herinschaling van zijn functie een salaris oplevert dat achterblijft bij het gegarandeerde salaris?
Uitspraak
00/5793 AW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Korpsbeheerder van de politieregio [naam regio], gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant is op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 oktober 2000, nr. AW 98/2263-BOS, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter zitting van 5 december 2002 gevoegd behandeld met het geding 00/5795 AW. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. N.D. Dane, werkzaam bij AbvaKabo/FNV. Gedaagde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. van Lunteren, werkzaam bij de gemeente Rotterdam.
II. MOTIVERING
1.1. Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een uitgebreider overzicht van de voor dit geding relevante feiten, volstaat de Raad met de navolgende vermelding.
1.2. Appellant was sedert 1 september 1963 werkzaam bij de voormalige gemeentepolitie Rotterdam. Per 1 januari 1989 is voor alle Rotterdamse ambtenaren het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA) van toepassing geworden. Daarbij is voor reeds in dienst zijnde ambtenaren, onder wie appellant, voor een periode van vijf jaren de doorloop naar het oude salarisperspectief gegarandeerd. Deze salarisgarantie is bij overgang van de politieambtenaren naar het Bezoldigingsreglement Politie 1958, per 1 juli 1992 overgenomen en voor onbepaalde tijd voortgezet. Met ingang van 1 april 1994 is appellant overgegaan in dienst van de politieregio [naam regio] en aangesteld in de functie van tijdelijk financieel adviseur. Deze functie was gewaardeerd op schaal 10 van het sedert 1 april 1994 van toepassing zijnde Besluit bezoldiging politie (Bbp). Op grond van de van kracht gebleven garantie is het salaris van appellant toen vastgesteld op salarisschaal 11, periodiek 8, van het Bbp. Sinds 1 december 1997 is appellant werkzaam in de functie van chef financiën en logistiek, functionele schaal 10 van het Bbp, waarbij zijn bezoldiging ongewijzigd is gebleven.
1.3. Bij brief van 14 september 1997 heeft appellant gedaagde verzocht om volledige doorberekening van de tijdelijke vaste component van de inconveniëntentoelage (TVC) in zijn bezoldiging.
1.4. Bij besluit van 27 februari 1998 heeft gedaagde dit verzoek afgewezen. Gedaagde heeft dat besluit, na bezwaar, gehandhaafd bij het thans bestreden besluit van 13 oktober 1998. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen laatstgenoemd besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2. De Raad overweegt naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht het volgende.
2.1. Gedaagdes handhaving van de weigering tot volledige inbouw van de TVC in de bezoldiging van appellant berust in de eerste plaats op de overweging dat appellant op grond van het Akkoord arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheid sector politie voor de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1998 (Akkoord 1997-1998) geen aanspraak heeft op volledige inbouw van deze toelage.
2.2. De Raad onderschrijft dit standpunt. In het eerdere Akkoord arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheid sector politie voor de periode van 1 april 1995 tot en met 30 juni 1996 (Akkoord 1995-1996) was overeengekomen dat de vaste component van de inconveniën-tenregeling in tien gelijke tranches zou worden ingebouwd in de salarisschalen, te beginnen op 1 juli 1996 en vervolgens vanaf 1 januari 1997 in jaarlijkse stappen. Deze geleidelijke inbouw gold voor álle bij de politieregio werkzame ambtenaren. Het resterende gedeelte van de vaste component gold voor het executief personeel gedurende de periode van inbouw als tijdelijke vaste component (TVC). Indien als gevolg van de nieuwe salarissystematiek een ambtenaar inkomensachteruitgang zou ondervinden zou individueel een harmonisatietoeslag worden toegekend. In het Akkoord 1997-1998 werd echter overeengekomen de TVC in één keer in te bouwen in de salarisschalen, waartoe de salarisregels werden verlengd en/of werden verhoogd. Daarbij zou de harmonisatietoeslag komen te vervallen. Volgens het Akkoord 1997-1998 werd (a) het salaris van degenen die op de peildatum 1 juli 1997 de vaste toelage genoten en degenen die de eerdergenoemde harmonisatietoeslag ontvingen, zodanig vastgesteld dat de vaste toelage in het nieuwe salarisbedrag volledig werd ingebouwd en werd (b) het salaris van de ambtenaar die op de peildatum van 1 juli 1997 geen recht (meer) had op de harmonisatietoeslag, in de voor betrokkene geldende geherstructureerde salarisschaal ingepast op het salarisbedrag dat minimaal fl. 100,- meer bedroeg dan het oude salaris.
2.3. De Raad leidt hieruit af dat de bij het Akkoord 1997-1998 betrokken partijen zijn teruggekomen van het eerdere Akkoord 1995-1996 door niet meer álle bij de politieregio werkzame ambtenaren gelijkelijk in aanmerking te laten komen voor de volledige inbouw van de vaste component van de inconveniëntentoelage in hun bezoldiging, doch uitsluitend politieambtenaren die op de peildatum 1 juli 1997 een vaste toelage of een harmonisatietoeslag ontvingen. Gegeven het feit dat appellant, zoals uitdrukkelijk door hem is erkend, op 1 juli 1997 geen aanspraak had op een vaste toelage of een harmo-
nisatietoeslag, had appellant vanaf 1 juli 1997 geen recht (meer) op volledige inbouw van de vaste component van de inconveniëntentoelage in zijn bezoldiging, en kon gedaagde, bij inpassing van appellant in de nieuwe salarisschalen, volstaan met een salarisverhoging van minimaal fl. 100,- bruto per maand, hetgeen is geschied.
2.4. Gedaagde is voorts van mening dat, zelfs indien appellant recht zou hebben gehad op volledige inbouw van de TVC, de omstandigheid dat hij vanwege een salarisgarantie wordt bezoldigd boven de functionele schaal van de door hem vervulde functie niet betekent dat deze inbouw zou moeten plaatsvinden bovenop deze garantie. Volgens gedaagde zou dit slechts anders zijn geweest indien appellant, bij bezoldiging naar de functionele schaal, dat wil zeggen schaal 10, periodiek 12, van het Bbp, na inbouw van de TVC, een hogere bezoldiging zou ontvangen dan bij bezoldiging naar salarisschaal 11, periodiek 8, van het Bbp.
2.5. De Raad kan gedaagde ook in dit standpunt volgen. De Raad heeft in zijn uitspraak van 7 augustus 1997, TAR 1997, 221, in welk geding de garantiebepaling van artikel 49 Bbp in geding was, overwogen dat dit artikel moet worden opgevat als een bepaling die beoogt aan de betrokken politieambtenaar de garantie te bieden van behoud, na overgang naar de nieuwe politieorganisatie, van het totaal van financiële aanspraken dat hij op grond van dat Bezoldigingsreglement had en dat aldus het bij reorganisaties niet ongebruikelijke doel wordt bereikt dat de betrokken ambtenaar er als gevolg van de reorganisatie in inkomen, opgevat als het totale bedrag van de primaire bezoldiging en de vaste toelagen, niet op achteruit gaat. In zijn uitspraak van 13 december 2001, TAR 2002, 56 heeft de Raad daaraan toegevoegd dat hij met deze overweging niet tot uitdrukking heeft gebracht dat op grond van artikel 49 Bbp de betaling van toelagen naast of boven de garantie van bestaande vooruitzichten op de salarisschaal moet worden voortgezet, maar dat voor de toetsing aan artikel 49 Bbp als uitgangspunt dient te gelden het daadwerkelijk genoten, nominale bedrag op de peildatum.
2.6. Hieruit volgt dat appellant, zelfs indien hij wel aanspraak zou hebben gehad op de volledige inbouw van TVC, in ieder geval geen recht zou hebben kunnen doen gelden op inbouw van deze toelage bovenop zijn garantiesalaris. Zulks zou slechts anders zijn geweest indien, zoals gedaagde terecht heeft gesteld, appellant bij bezoldiging naar zijn functionele schaal, na inbouw van de TVC, een hogere bezoldiging zou ontvangen dan zijn garantiesalaris, doch een dergelijke situatie zou zich in het geval van appellant niet hebben voorgedaan.
2.7. Het vorenstaande impliceert dat gedaagde op goede gronden zijn weigering tot volledige inbouw van de TVC bovenop het garantiesalaris heeft gehandhaafd.
3. Al het hiervoor overwogene leidt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter, en mr. A. Beuker-Tilstra en mr. M.S.E. Wulffraat-van Dijk als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.W. Loots als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2003.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) P.J.W. Loots.
HD
14.01
Q